Op zijn elfde wist Ahmad Qeleich Khany het zeker: óóit zou hij in vrijheid leven. De jonge, zeer slechtziende Iraniër vecht zich – hier in Nederland – letterlijk naar de vrijheid. In 1995 besluit Ahmad Qeleich Khany zijn naam te veranderen naar Sander Terphuis.
In 1972 werd Sander Terphuis, want zo heet hij sinds 1995, geboren in de Iraanse hoofdstad Teheran. Bij zijn geboorte bleek al vrij snel dat Sander oogproblemen had. De oogoperaties waren voor zijn ouders onbetaalbaar, waardoor Sander 6% met zijn rechteroog en 1% met zijn linkeroog kan zien.
Vrijheid
In Teheran groeide Sander op in een groot gezin met acht kinderen: zes zussen en een broer. Op zijn zestiende kwam hij in Teheran voor het eerst in aanraking met de zedenpolitie. “Ik was in een park aan het sporten en ik had een T-shirt aan waar Engelse letters en woorden opstonden. Dat beviel een man van de zedenpolitie niet en hij sprak mij daarop aan. De man vertelde mij dat het T-shirt volgens hem te strak zat en dat je mijn blote armen zag.” Sander was het niet eens met de man en ging tegen hem in. “Dat moet je natuurlijk nooit doen in Iran. De man met de baard stapte van zijn motor en sloeg mij met een vuistslag tegen de grond.”
Het incident bevestigde Sander wat hij al veel langer dacht. Het maakte hem ongelukkig en verdrietig dat hij niet zijn eigen keuzes kon maken. Hij wilde daarom ontzettend graag in vrijheid leven. “Als je in vrijheid mag leven, kun je zijn wie je wilt zijn. Door mijn jeugd in Iran ben ik erachter gekomen dat ‘architect’ van je eigen leven zijn het ultieme geluk is. Je kan vrije keuzes maken, dat kon ik als kind niet. Ik heb helaas veel angst gevoeld in Iran”, zegt Sander.
Worstelaar
Op ongeveer 11-jarige leeftijd wist hij het zeker: óóit wil ik in vrijheid leven, dacht Sander. Jarenlang hield hij een geheime agenda bij waar zijn familie niets van wist. Maar hoe ontvlucht je het Iraanse regime terwijl je familie van niks weet? “Ik bedacht het plan om professioneel worstelaar te worden. Zó goed dat ik zou worden geselecteerd voor het nationale worstelteam.” Sander wist dat de nationale teams voor toernooien vaak naar het buitenland gingen. “Na een aantal jaren training als worstelaar werd ik geselecteerd voor het nationale worstelteam. In 1990 vonden de wereldspelen voor gehandicapten in het Nederlandse Assen plaats.” Als 18-jarige worstelaar van het Iraanse team reisde hij mee naar Nederland. Het was het begin van zijn vlucht naar definitieve vrijheid.
Al in het vliegtuig, onderweg naar Nederland, merkte Sander dat er letterlijk een nieuwe wereld voor hem openging. Namelijk: de westerse. Sander: “Ik herinner mij dat we met het nationale team de vlucht van Teheran naar Genève, Zwitserland namen. Daar stapten we over op een KLM-vlucht naar Amsterdam. Dat was, op achttienjarige leeftijd, de eerste keer in mijn leven dat ik een mooie blonde dame zonder hoofddoek zag. Dat was mijn eerste confrontatie of shock met het westen”, zegt hij lachend.
Waar moest Sander eenmaal in Nederland het meest aan wennen? “Eigenlijk aan alles. De smaak van het eten tot aan de constante wind die waaide. De wereldspelen voor gehandicapten vonden plaats in Assen, maar het Iraanse team verbleef in het hoge noorden van Friesland. Daar waaide het zo ontzettend hard. En dat het ’s avonds nog tot laat licht bleef buiten, dat was compleet nieuw voor mij.” En dat was de Friese rust ook voor hem. “Uiteraard. Ik was Teheran gewend, een miljoenenstad vol auto’s. In Friesland hoorde ik de vogels zingen, dat weet ik nog goed.”
Ontsnapping
Sander wist dat de wereldspelen in Nederland dé kans voor hem was om het Iraanse regime te ontvluchten. Aangekomen in het olympisch dorp in Assen ging Sander direct op zoek naar mogelijke vluchtroutes. “Ik bedacht een plan om zo snel mogelijk het olympisch dorp ongezien te ontvluchten.” Hij kwam erachter dat er bussen bij het olympisch dorp waren die atleten naar wedstrijdplekken bracht. “Toen mijn teamgenoten in de middag sliepen ben ik heel stiekem de slaapzaal uitgekropen. Ik ben naar een bus toegelopen en heb een van de chauffeurs gevraagd mij bij het treinstation in Assen af te zetten. Daar heb ik snel een enkele reis naar Amsterdam gekocht, de enige stad die ik in Nederland kende. Daar aangekomen heb ik in enorme paniek en angst de taxistandplaats weten te bereiken. Met de laatste dollars die ik in mijn zak had vroeg ik de taxichauffeur om mij bij een politiebureau af te zetten.”
Omdat het Iraanse worstelteam nog in Nederland was moest Sander een aantal dagen onderduiken. De kans bestond dat de Iraniërs naar hem op zoek gingen. Ze vonden hem niet. Een asielaanvraag volgde en Sander werd in AZC Leeuwaarden geplaatst. “En eigenlijk ben ik nooit meer weggegaan uit Friesland. Omdat ik mij niet veilig voelde in het AZC werd ik naar een klein Fries dorpje gebracht: Burgum. Daar ben ik geweldig opgevangen.”
Naamsverandering
Nadat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) Sander een verblijfsvergunning had toegekend begon zijn nieuwe leven in Nederland. Hij deed eindexamen VWO en studeerde Rechten en Filosofie aan de universiteit van Utrecht. In de afgelopen jaren is hij werkzaam geweest binnen de wetenschap, rechterlijke macht en binnen het beleidsveld en de wetgeving. Op dit moment is hij een van de adviseurs van de minister van Buitenlandse Zaken, Stef Blok.
“Door mijn jeugd in Iran ben ik erachter gekomen dat ‘architect’ zijn van je eigen leven het ultieme geluk is. Je kan vrije keuzes maken, dat kon ik als kind niet. Ik heb helaas veel angst gevoeld in Iran.”
In 1995, vijf jaar na zijn komst in Nederland, besloot Ahmad Qeleich Khany dat hij een andere naam wilde. Een Hollandse naam. “Ik voelde dat ik in Nederland wél architect van mijn eigen leven kon zijn. De naamswijziging voelde als een soort mijlpaal en overwinning voor mij.” Deed hij het ook om zijn Iraanse achtergrond te vergeten? “Nee, maar ik voelde mij zo ontzettend thuis in Nederland. Met een Nederlandse naam ervoer ik echt dat Hollandse gevoel. Ik spreek bijvoorbeeld ook de Friese taal.”
De naamsverandering had ook een praktische reden: “Ik merkte dat mijn Iraanse naam vaak tot verwarring en onduidelijkheid leidde. Zo kreeg ik regelmatig brieven van instanties waarin mijn naam verkeerd was geschreven, waarbij ik mij soms afvroeg of die brief echt voor mij bestemd was. Maar ook het uitspreken van mijn Iraanse naam was erg lastig voor Nederlanders.”
Sander Terphuis
Sander schreef een motivatiebrief aan het ministerie van Justitie om te vragen of hij zijn naam mocht veranderen. Dat mocht, Sander moest alleen een achternaam kiezen die nog niet in Nederland bestond. “Dat is best logisch, want ik behoor niet tot een Nederlandse familie. Daarom moest ik zoeken naar een naam die wel Hollands klonk, maar niet bestond.” Sander maakte een lijst van allerlei zelfverzonnen achternamen. “Ik heb die lijst plus andere benodigde stukken naar het ministerie van Justitie gestuurd. Ik moest mijn verzoek richten aan de koningin. Uiteindelijk beslist zij over het verzoek tot naamswijziging.”
Sander kreeg niet veel later positief nieuws van toenmalig koningin Beatrix. “Een tijd later kreeg ik een brief van Justitie. Uit onderzoek was gebleken dat de achternaam Terphuis in Nederland niet bestaat. Om die reden mocht ik die naam nemen en ik voldeed aan de overige voorwaarden. Ik ontving toen een Koninklijk Besluit van de majesteit, waarin stond dat ik vanaf dat moment officieel de achternaam Terphuis mocht hebben.”
En van die naam heeft Sander Terphuis geen seconde spijt gekregen. Sander, de jonge topworstelaar uit Teheran, is inmiddels een diepgewortelde Nederlander geworden.
Benieuwd naar zijn hele levensverhaal? In 2015 bracht Sander zijn boek ‘De worstelaar’ uit.

“Een moderne versie van de Nederlandse lijfspreuk “Je Maintiendrai”. Deze gedreven dromer houdt zich stand in een nieuw land, ineen nieuwe cultuur en in de Nederlandse politiek.” – Thomas Erdbrink, The New York Times